Kenmerken
De vinpootsalamander (Lissotriton helveticus) wordt ook draadstaart- of zwemvoetsalamander genoemd. De mannetjes worden 8 cm lang, de vrouwtjes iets groter, tot 9 cm. De vinpootsalamander blijft dus kleiner dan zijn aanverwante soort, de kleine watersalamander.
De mannetjes zijn in de late lente herkenbaar aan de zwarte zwemvliezen tussen de achtertenen en aan het draadje aan het uiteinde van de staart. De rug is lichtbruin tot olijfgroen, de keel is niet gevlekt , de buik wel alhoewel minder duidelijk dan bij de kleine watersalamander en heeft een lichtgele tot oranjeachtige lengtestreep. Bij de vrouwtjes is er op de onderzijde van het lichaam nauwelijks een vlektekening te onderscheiden.
In landfase blijft bij veel mannetjes een restant van de staartkam aanwezig. De larve bereikt een lengte van 3 tot 5 cm. Bij de vinpootsalamander komt soms neotenie voor. Neotenische dieren zijn exemplaren die als volgroeide en geslachtsrijpe vorm hun larve stadium behouden. Ze bezitten uitwendige kieuwen en blijven permanent in het water. Neotenie is veel meer zeldzaam bij de andere inheemse watersalamanders.
Levenswijze
De vinpootsalamander prefereert in ons land vooral waterpartijen (poelen, karrensporen, vennen, vijvers, bronnen) in of aan de rand van bossen.
Verspreiding
In Vlaanderen is de vinpootsalamander het zeldzaamst in de provincie West-Vlaanderen. Hij ontbreekt in de duinen, de kust- en Schelde polders en de valleien van de meeste grote rivieren. Deze salamander mijdt dus laaggelegen en alluviale gebieden en kiest eerder voor een geaccidenteerd landschap. Deze biotoopkeuze komt duidelijk tot uiting in de provincie Oost-Vlaanderen waar hij nagenoeg volledig ontbreekt in het gebied ten noorden van de Schelde en de Leie. Belangrijke populaties zijn aanwezig in de Antwerpse en Limburgse Kempen.
Verspreidingskaart in België van 2010 tot vandaag (waarnemingen.be). |
Laatste aanpassing: 28-01-2022 10:01:59