Kenmerken
De vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) is een kleine pad met vrij korte poten. Ze wordt maximum 5 cm groot en heeft een gedrongen lichaam en een relatief grote kop. De grote ogen hebben een verticale pupil, een kenmerk waarmee ze gemakkelijk kan onderscheiden worden van de gewone pad. De rug is grijs tot bruingrijs, soms licht van kleur en met donkergroene, roodachtige of zwarte stippen en vlekken getekend. Op de handpalm zijn drie graafknobbeltjes aanwezig. De larve van de vroedmeesterpad is vrij groot en bereikt een lichaamslengte van 8 tot 9 cm. De larven hebben een brede staartzoom die donker gestippeld is.
Levenswijze
De vroedmeesterpad is een warmteminnende soort. Deze pad wordt frequent gevonden in door de mens beïnvloede biotopen: kerkhoven, boerderijen, oude gebouwen en ruïnes. In meer natuurlijke gebieden leeft de soort vooral op een rotsachtige bodem.
De eieren van de vroedmeesterpad worden niet vrij aangetroffen in het water want het mannetje staat in voor de broedzorg en draagt de eieren gedurende hun gehele ontwikkeling mee op het lichaam en rond de achterpoten. De voortplanting gebeurt op het land. Eens een mannetje een vrouwtje heeft gevonden springt hij op haar en houdt haar stevig vast. Deze zogenaamde paargreep wordt wel amplexus genoemd en het mannetje wacht af tot zij haar eieren afzet zodat hij ze kan bevruchten waarbij hij de eisnoer om zijn achterpoten wikkeld. Bij de meeste kikkers omklemmen de mannetjes altijd de de oksels van de voorpoten van de vrouwtjes, dit wordt wel een axillaire amplexus genoemd. Bij de vroedmeesterpad is sprake van een lumbaire amplexus, het mannetje grijpt het vrouwtje vast bij haar liezen. Het mannetje bevochtigt de eieren regelmatig in het water van een poel of in de dauw van het gras. Na een 3-tal weken zijn de eieren zo ver ontwikkeld dat de eistrengen kunnen afgezet worden in een waterpartij waarna de larven binnen enkele uren de eieren verlaten. Roep
De roep van de vroedmeesterpad is vanaf begin april tot eind augustus te horen. Het is een korte, hoge fluittoon die ongeveer 40 keer per minuut herhaald wordt. Als de padden in koor roepen gelijkt dat enigszins op een "klokkenspel". Het roepen vangt na zonsondergang aan en houdt tijdens warme nachten aan tot 1 à 2 uur voor zonsopgang. Bij warm weer roepen de mannetjes soms ook overdag, wanneer ze in hun holletje verscholen zitten.
Verspreiding
België vormt de noordwestelijke grens van het verspreidingsgebied van de vroedmeesterpad. In Vlaanderen heeft de soort een sterke achteruitgang gehad. Autochtone populaties komen nu nog voor in de streek ten zuiden en zuidoosten van Brussel, in de grote boscomplexen van het Brabants heuvelland: Hallerbos (Halle, Sint-Genesius-Rode). Verder worden vroedmeesterpadden ook nog aangetroffen in Huldenberg, Borgloon en in de Voerstreek.
Verspreidingskaart in België van 2010 tot vandaag (waarnemingen.be). |
Laatste aanpassing: 24-07-2019 10:33:47