Kenmerken
De gladde slang (Coronella austriaca) is een slanke, niet-giftige slang. Ze bereikt een lengte van 75 cm. De kop gaat geleidelijk over in de romp en is niet zo duidelijk afgezet tegenover het lichaam. Ze heeft een ronde pupil en 9 grote kopschubben, een waardevol kenmerk waardoor de niet-giftige slangen in ons land zich onderscheiden van de giftige adder. De lichaamsschubben zijn glad. De grondkleur van de mannetjes is bruinrood, bij de vrouwtjes is die meer grijsachtig. Op de rug zijn er 2 rijen donkerbruine of zwarte vlekken die soms met elkaar verbonden zijn en een gebogen streep vormen. Boven op de kop is er een donkere U-vormige vlek die verder in de nek uitloopt in 2 evenwijdige strepen. Kenmerkend voor de gladde slang is de zwartbruine streep aan weerszijden van de kop.
Levenswijze
De gladde slang heeft in Vlaanderen een uitgesproken voorkeur voor droge terreinen zoals heidegebieden, bosranden, droge graslanden, open plekken in loofbossen, zandgroeven, spoorwegtaluds en stenige hellingen. Volwassen gladde slangen voeden zich met kleine knaagdieren en hun nestjongen en met jongen van op de grond broeden vogels. Juveniele gladde slangen eten vooral hagedissen.
Gladde slangen zijn eierlevendbarend (ovovivipaar), d.w.z. de jongen ontwikkelen zich in het lichaam en zijn omgeven door een eivlies dat openscheurt bij de geboorte. Het wijfje werpt zo een 6 tot 15 jongen die bij hun geboorte 14 tot 20 cm meten. Verspreiding
In Vlaanderen worden gladde slangen waargenomen in de Noorderkempen (Kalmthoutse heide), de omgeving van Ravels en Mol, het Kempisch Plateau, de bovenloop van de Kikbeek in Maasmechelen, de vallei van de Ziepbeek in Lanaken en Zutendaal, de kalkgraslanden van de St. Pietersberg en in verschillende geïsoleerde locaties in het Brabants Heuvelland en in het Hageland (Tielt-Winge, Lubbeek, Boutersem, Leuven, Meerdaalwoud, Kasteel van Gaasbeek te Lennik).
Verspreidingskaart in België van 2010 tot vandaag (waarnemingen.be). |
Laatste aanpassing: 08-12-2019 14:13:44