boomkikker_hyla arborea_gijs damen

FAQ

Veelgestelde vragen

Hier vindt u antwoorden op een aantal veelgestelde vragen over amfibieën. Deze lijst wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe vragen en antwoorden.

01: Mag je inheemse kikkers, padden en salamanders vangen in de natuur om ze uit te zetten in een tuinvijver? Zijn er winkels waar je inheemse amfibieën legaal kan kopen?

Het antwoord op beide vragen is heel duidelijk: neen! Sinds 1 september 2009 is het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer van kracht. Dit Soortenbesluit vervangt het Koninklijk van 22 september 1980 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten, die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming. Door dit Besluit van de Vlaamse Regering worden alle inheemse amfibieën bij wet beschermd. In dit Besluit worden een aantal verbodsbepalingen opgenomen. Zo is het verboden om inheemse amfibieën opzettelijk te vangen, te doden, of opzettelijk en betekenisvol te verstoren (in het bijzonder tijdens de perioden van voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek). Bovendien is het verboden om inheemse amfibieën te bezitten, te vervoeren, te verhandelen of te ruilen. Het Soortenbesluit is van toepassing op Vuursalamander, Alpenwatersalamander, Kamsalamander, Vinpootsalamander, Kleine Watersalamander, Vroedmeesterpad, Geelbuikvuurpad, Knoflookpad, Gewone Pad, Rugstreeppad, Boomkikker, Heikikker, Bastaardkikker, Poelkikker, Meerkikker en Bruine Kikker.
Uit dit Soortenbesluit vloeit dus o.a. voort dat geen van de voornoemde soorten in tuincentra mag worden verkocht. Alle opgelijste inheemse amfibieën mogen evenmin uit de natuur worden weggevangen om ze uit te zetten in tuinvijvers of te houden in aquaria. Ook consumptie van de opgelijste soorten (kikkerbilletjes) is vanaf 1 september 2009 verboden. Het Besluit voorziet in een aantal afwijkingsmogelijkheden maar deze zijn zeer sterk afgelijnd en kunnen enkel worden verleend door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Hiervoor moet een aangetekend schrijven aan de bevoegde diensten van het ANB worden gericht.

02: Rond een poel of vijver ligt een aantal aangevreten Gewone Padden en Bruine Kikkers op een hoopje gestapeld. Hoe kan dit fenomeen worden verklaard?

Elk voorjaar, tussen ca. 20 februari en 01 april (afhankelijk van de weersomstandigheden) verzamelen Bruine Kikkers en Gewone Padden op hun paaiplaatsen. Geregeld worden er in de directe omgeving van deze paaiplaatsen hoopjes dode, aangevreten amfibieën gemeld. Vaak liggen tientallen kadavers op een hoopje langsheen de oever of op een boven de waterspiegel uitstekende boomstronk. Deze slachtingen worden doorgaans aangericht door Bunzing (een marterachtige) en Bruine Rat. Amfibieën die werden gepredeerd door een Bunzing kunnen worden herkend aan een opengereten buik en uitstulpende ingewanden. Bruine Rat, daarentegen, zal meestal enkel de billetjes van kikkers en padden aanvreten. In een aantal gevallen zijn beide predatoren rond eenzelfde paaiplaats actief en kunnen de twee types kadavers worden aangetroffen.
Het is niet bekend waarom Bunzing en Bruine Rat overgaan tot zo’n ‘overkill’. Bunzingen leggen in hun holen soms een prooivoorraad aan maar of de op hoop gestapelde kikkers en padden hiermee in verband kunnen worden gebracht is onzeker. Mogelijks wordt het roofinstinct van Bunzing geactiveerd door de rondspringende kikkers en padden. Dit gedrag van ‘overkill’ kan worden vergeleken met Vossen of Steenmarters die soms meerder slachtoffers kunnen maken wanneer ze bv. in een kippenhok binnengeraken.

03: In de tuinvijver zwemmen honderden, misschien zelfs duizenden dikkopjes. Kan dit niet leiden tot een ‘overbevolking’? Is het nodig om een aantal dikkopjes weg te vangen en in de buurt in een andere poel uit te zetten?

Neen: dit kan niet leiden tot een overbevolking en het is dan ook niet nodig om dikkopjes weg te vangen. Gewone Padden en Bruine Kikkers verzamelen eind februari, begin maart op vaste paarplaatsen. De geslachtsrijpe mannetjes vormen in het water paarkoren en trachten vooral ’s avonds en ’s nachts door hun zacht geluid wijfjes te lokken. De voortplantingstijd loopt gemiddeld van half maart tot eind april. De dikkopjes die in grote aantallen in tuinvijvers en poelen worden opgemerkt, zijn larven van beide soorten. Een vrouwtje Gewone Pad zet 2.000 tot 6.000 eitjes af in een drie tot vier meter lang dubbel eisnoer dat rond waterplanten, rietstengels of in het water drijvende takken wordt gewonden. Een vrouwtje Bruine Kikker zet één (heel soms twee) eiklompen af (kikkerdril). Afhankelijk van de grootte van het vrouwtje bevat zo’n eiklomp van Bruine Kikker 700 tot 4.500 eitjes. Bij beide soorten komen de eitjes uit na tien tot 14 dagen. Kikkers en padden zijn, in tegenstelling tot watersalamanders - die slechts een paar honderd eitjes afzetten - zogenaamde reproductieve strategen. Ze produceren massa’s eieren waarvan slechts weinig tot ontwikkeling komen en uitgroeien tot volwassen dier. De mortaliteit tijdens de eerste ontwikkelingsstadia is enorm hoog: dikkopjes worden gepredeerd door o.a. waterkevers, Geelgerande Watertor (zowel door de larven als door de volwassen individuen), libellenlarven, vissen, eenden, IJsvogels en Blauwe Reigers. Ook volwassen salamanders eten dikkopjes (vooral dan van Bruine Kikker). Tegen eind juni, begin juli zijn de dikkopjes volledig gemetamorfoseerd en verlaten ze de poel om de rest van het jaar aan land door te brengen. Uit onderzoek blijkt dat minder dan 1% van de eitjes volgroeit tot een volwassen, geslachtsrijp individu; 99% sterft dus vroegtijdig door natuurlijke predatie, als verkeersslachtoffer of door vernietiging van de water- of landhabitat. De hoge aantallen dikkopjes zullen dus sterk worden uitgedund waardoor het niet nodig is om dikkopjes uit een tuinvijver of poel weg te vangen en te verplaatsen naar een andere locatie. ‘Overbevolking’ treedt in een ecologisch systeem in evenwicht trouwens niet op. Door zelfregulerende systemen zorgt elke soort ervoor dat er nooit een ‘teveel’ ontstaat.

04: Wat moet je doen met een salamander die je tijdens werkzaamheden in de tuin aantreft onder een dakpan, in een houtmijt, …?

Salamanders zijn, net als alle andere amfibieën, koudbloedig. Dit betekent dat ze zelf geen eigen lichaamswarmte kunnen produceren (warmbloedige organismen kunnen dit wel). De lichaamstemperatuur wordt geregeld door het gedrag aan te passen. Amfibieën zoeken tijdens warme en/of droge periodes vaak vochtige, beschaduwde plaatsen op om te verhinderen dat ze zouden uitdrogen. Kikkers, padden en salamanders kan je in landfase dan ook vaak aantreffen onder houtstapels, omgevallen, rottende bomen, golfplaten, gestapelde dakpannen, … Wanneer je op zo’n plek een amfibie vindt, laat je die daar best zitten. Indien dit niet mogelijk is (omdat bv. de houtstapel wordt weggehaald of de dakpannen worden opgeruimd), verplaats je de amfibie best naar een andere, beschaduwde, vochtige plek in de onmiddellijke omgeving. Amfibieën die je op het land aantreft (meestal tussen begin juni eind februari) verplaats je best niet naar een poel.

05: In een woonwijk ligt een aantal tuinvijvers. Bij warm weer maken kikkers (vooral ’s avonds en ’s nachts) zo’n lawaai dat het bijna onmogelijk is om te slapen. Hoe kan hieraan worden verholpen?

In het overgrote deel van de gevallen zijn de Europese Meerkikker en zijn Aziatische verwanten de boosdoener. De Europese Meerkikker begint te roepen van bij het begin van de voortplantingstijd (eind april - begin mei). De roep doet denken aan een menselijke lach. De soort heeft haar wetenschappelijke naam Pelophylax ridibundus dan ook aan dit typische kenmerk te danken (de soortnaam ridibundus is afgeleid van het Latijsne werkwoord ‘ridere’wat lachen betekent. Letterlijk vertaald betekent de wetenschappelijke naam van de Europese Meerkikker dus ‘lachende groene kikker’). Deze kenmerkende roep wordt gekarakteriseerd door kort op elkaar volgende ‘kè-kè-kè-kè-kè-kè-kè-kè’-tonen die heel scherp zijn en vaak naar het eind toe licht dalen in toon. Een geluidsfragment kan je beluisteren op HYLA. De roepfrequentie en de periode waarin Europese Meerkikkers (net als de inheemse Bastaardkikkers) roepen, is sterk afhankelijk van het weer en vooral van de lucht- en watertemperatuur. Europese Meerkikkers roepen doorgaans bij warm weer en wanneer de watertemperatuur tussen 17 en 22 °C schommelt. Bij temperaturen beneden de 12 °C stopt doorgaans elke roepactiviteit. Mannetjes van de Europese Meerkikker verzamelen zich in de voortplantingsperiode in paarkoren en brengen er dan hun paringsroep ten gehore. Deze voortplantingsperiode situeert zich tussen eind april en eind mei, alhoewel er - afhankelijk van de weersomstandigheden - verschuivingen kunnen optreden wat de roepperiode betreft. In deze paartijd kunnen de paarkoren voor ernstige lawaaihinder zorgen.
Sinds 1 september 2009 is het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer van kracht. Door dit Besluit van de Vlaamse Regering worden alle inheemse amfibieën bij wet beschermd. In dit Besluit worden een aantal verbodsbepalingen opgenomen. Zo is het verboden om inheemse amfibieën opzettelijk te vangen, te doden, of opzettelijk en betekenisvol te verstoren (in het bijzonder tijdens de voortplantingsperiode). Ook de Europese Meerkikker wordt door dit Besluit beschermd.
Belangrijk: heel vaak denken leken dat het irriterende gekwek van Europese Meerkikkers wordt veroorzaakt door Stierkikkers. De roep van Stierkikker is echter heel anders en doet eerder denken aan een misthoorn of aan een in de verte burlende stier. Een geluidsfragment van het karakteristieke, laag rommelende geluid dat best kan worden omschreven als een hol ‘bwhum bwhum bwhum’ kan je beluisteren op geluid.

06: Wat te doen met een kikker, salamander of pad in jouw kelder?

Amfibieën zoeken tijdens warme en/of droge periodes in de zomer en in het najaar vaak vochtige, beschaduwde plaatsen op om te verhinderen dat ze zouden uitdrogen of om er te gaan overwinteren. Ook (bij voorkeur vochtige) kelders kunnen een geschikte schuilplaats vormen. Wanneer je een amfibie in de kelder aantreft, kan je best eerst de weersberichten raadplegen. Wanneer er nog geen grondvorst is opgetreden en er ook voor de komende twee weken geen grondvorst wordt voorspeld, kan je de amfibieën uit de kelder verwijderen en vrijlaten op een geschikte locatie, best zo dicht mogelijk bij de vindplaats (bv. in je tuin). Een (beschaduwde) houtstapel is een goede plek. Je kan ook zelf één of meerdere geschikte plekjes aanleggen door een houten plank (± 1 m²) in je tuin te leggen. Let erop dat deze niet volledig tegen de grond ligt (ruimte van 1 cm volstaat) en bedek ze met een laag dode bladeren, kreupelhout of grasmaaisel.
In vorstperiodes kan je ‘kelderamfibieën’ best laten overwinteren in een plastiekbox in de kelder zelf. Leg in de box een laag bladaarde die je regelmatig van vocht voorziet (bv. met een vernevelaar) en breng enkele ventilatiegaten aan in het deksel. Belangrijk: de temperatuur in de kelder mag niet hoger zijn dan 6 °C. Bij een hogere temperatuur kan je amfibieën tijdens de winter tijdelijk laten overleven in een terrarium waarvan de bodem bedekt is met een laag vochtige bladaarde (± 5 cm dik) waarin enkele schuilplaatsen beschikbaar zijn (platte steen, stuk boomschors, …). Bij temperaturen hoger dan 6 °C zullen amfibieën niet in winterslaap gaan en zullen ze geregeld moeten worden bijgevoederd (bv. met kleine regenwormen). In het terrarium moet ook een plat schaaltje met wat water worden geplaatst zodat de amfibieën zich zich kunnen bevochtigen om uitdroging te voorkomen.

07: Na een lange aanhoudende vorstperiode (met ijsbedekking op de meeste poelen, tuinvijvers, meanders), worden vaak na dooiperiodes dode, sterk gezwollen kikkers aangetroffen. Hoe komt dit? Kunnen kikkers overwinteren in (dichtgevroren) poelen?Worden amfibieën net voor de winter best uit een poel of tuinvijver verwijderd om ze uit te zetten op het land?

Watersalamanders, Bruine Kikkers, Bastaardkikkers en Europese Meerkikkers kunnen zowel aan land als in het water overwinteren. Na een langdurende vorstperiode (met ijsvorming tot gevolg) worden regelmatig dode amfibieën in een poel of vijver aangetroffen. De voornaamste oorzaak hiervan is verstikking als gevolg van de productie van ‘moerasgassen’ zoals methaan en waterstofsulfide. Deze gassen worden gevormd tijdens de afbraak van dood organisch materiaal (bv. dode bladeren) op de bodem van een vijver door anaerobe bacteriën. Het zuurstofgehalte op de bodem ligt lager dan in het midden van de waterkolom of aan het wateroppervlak. Aangezien anaerobe bacteriën geen zuurstof nodig hebben om te overleven, kunnen deze zich in zuurstofarme of zuurstofloze omstandigheden goed ontwikkelen, zeker wanneer de waterpartij met een dikke laag ijs en sneeuw bedekt is. Ook padden worden na de dooi soms dood aangetroffen in vijvers of poelen die kort ervoor waren dichtgevroren. Nochtans overwinteren padden zelden of nooit in het water. Soms trekken ze echter al vroeg in het voorjaar (eind januari, begin februari) naar hun paaiplaatsen. Wanneer het dan begint te vriezen en de padden niet tijdig het water kunnen verlaten, verstikken ze. Het heeft geen zin amfibieën uit het water te halen wanneer ze in volle winterrust zijn. Om te verhinderen dat kikkers, padden of salamanders in het water zouden overwinteren, wordt best de sliblaag op de bodem regelmatig geruimd (amfibieën zullen immers enkel in het water overwinteren wanneer er een dikke sliblaag aanwezig is. Slib wordt best verwijderd tussen begin september - eind november. In die periode zitten er normaal geen amfibieën in het water: de larven zijn gemetamorfoseerd en verblijven, net als de volwassen amfibieën aan land, en ook de amfibieën die in het water overwinteren, zitten in die periode normaal nog aan land.

08: Komen er in ons land giftige kikkers, padden of salamanders voor? Is het gevaarlijk om inheemse amfibieën aan te raken?

Alle inheemse kikkers, padden en salamanders beschikken over paratoïden of gifklieren. Deze gifklieren bevinden zich op de achterzijde van de kop en zijn bij de meeste soorten nauwelijks zichtbaar. Vuursalamander en Gewone Pad beschikken echter over grote, opvallende gifklieren. De paratoïden scheiden een bufotoxine uit, melkachtig gif af dat o.a. de slijmvliezen prikkelt. Bufotoxine wordt vooral uitgescheiden wanneer amfibieën worden bedreigd door natuurlijke predatoren en leidt er vaak toe dat de predator een ingeslikt amfibie zal uitspugen. Bij mensen kan een rechtstreeks contact met dit gif leiden tot lichte huid- en oogirritaties. Handen wassen na rechtstreeks contact met Gewone Padden en Vuursalamanders is dan ook aangewezen.

09: Regelmatig worden er padden gemeld met opengevreten neusholtes. Hoe kan dit fenomeen worden verklaard? Is deze ziekte besmettelijk? Kan deze ziekte enorme schade aanrichten in paddenpopulaties? Wat moet men doen wanneer men zo’n aangetast exemplaar aantreft?

Jaarlijks komen (vooral in juli en augustus) bij Natuurpunt meldingen binnen van padden en kikkers met opengevreten neusholtes. Deze huiveringwekkende berichten hebben bijna altijd betrekking op padden die lijden aan een huidmadenziekte die wordt veroorzaakt door de Groene Paddenvlieg. Deze parasitaire vlieg richt vooral schade aan bij Gewone Padden en heeft haar wetenschappelijke naam Lucilia bufonivora niet gestolen (letterlijk vertaald betekent bufonivora immers ‘padden vretend’). De vlieg legt eitjes op de rug, flanken of dijen van zijn slachtoffer zodat de potentiële gastheer ze niet kan afvegen. De eitjes komen kort nadien uit en de jonge, kleine maden kruipen direct naar de neusholten van hun gastheer. De maden zorgen voor irritatie in de neusholte, maar de gastheer heeft hiertegen geen enkel verweer. Wat lijkt op een onschuldige snotneus groeit uit tot een kluwen van maden die zich tegoed doen de slijmvliezen, het omliggende kraakbeen en weefsel in de oogholten en de hersenen. Op de vitale delen na eten ze van het weefsel en wondvocht zodat bij de pad grote gaten rondom de neus ontstaan. Als de maden volgroeid zijn en klaar zijn om zich te verpoppen, sterft de pad. De maden kruipen dan de grond in en verpoppen. Na enkele weken komen uit de pop nieuwe Groene Paddenvliegjes tevoorschijn die op hun beurt weer andere padden kunnen besmetten en kan de ganse cyclus zich herhalen.
De geïnfecteerde padden vertonen vaak een opvallend gedrag waardoor ze sneller worden opgemerkt door oplettende wandelaars. Zo kan je zieke padden overdag zien kruipen in de zon, zonder enige beschutting. In sommige jaren en gebieden kunnen veel slachtoffers worden gevonden. De Groene Paddenvlieg kan binnen één zomer drie generaties voortbrengen. Deze grootschalige slachtingen kunnen een lokale populatie een flinke knauw geven, maar de soort zal hierdoor, zelfs op een kleinschalig niveau, niet uitsterven. Dit alles behoort tot de dynamiek van de natuur, zij het een erg onsmakelijke. Waarnemingen van infecties van door deze parasitaire vlieg zijn voornamelijk bekend bij Gewone Pad, maar in Europa zijn ook infecties bekend bij Rugstreeppad, Groene Pad, Vroedmeesterpad, Knoflookpad, Heikikker, Bastaardkikker, Bruine Kikker, Boomkikker en zelfs Vuursalamander. Alle waarnemingen van de Groene Paddenvlieg kunnen worden ingevoerd op www.waarnemingen.be.

10: Op straat zitten er tientallen kikkers en amfibieën. Hoe komt dit? Wanneer er een auto door de straat rijdt, zorgt dit voor heel wat verkeersslachtoffers. Wat kan hieraan worden gedaan?

Amfibieën brengen de winter meestal door aan land, verstopt onder bladeren, een houtmijt of ingegraven in een ondergronds holte. In het voorjaar ontwaken ze uit hun winterslaap en gaan ze op pad naar hun voortplantingspoel. Doel: een partner zoeken en eitjes afzetten. Door het dichte Vlaamse wegennet moeten veel amfibieën tijdens die tocht een weg oversteken. En die oversteek gaat erg traag. Vooral padden blijven graag op de weg zitten. De verklaring hiervoor is vermoedelijk tweeledig. Enerzijds houdt beton langer warmte vast dan aarde. Aangezien amfibieën koudbloedig zijn en dus voor hun lichaamstemperatuur in hoge mate afhankelijk zijn van externe factoren, zitten ze graag ‘op te warmen’ op straat. Anderzijds kunnen mannetjes vanop straat de omgeving goed overschouwen en is zo’n verwarmende uitkijkpost ideaal om vrouwtjes te zien aankomen. Hoe het ook zij: een trage passage om van de ene kant van de weg naar de andere kant te geraken, verhoogt de kans om te worden aangereden door plaatselijk of doorgaand verkeer.
Naar de overlevingslans van overstekende padden in relatie tot de verkeersintensiteit werd al heel wat onderzoek verricht. Volgens sommige onderzoekers wordt ca. 30% van de dieren gedood bij een wegtrafiek van 10 voertuigen per uur. Anderen stellen dat al bij vier voertuigen per uur 10% van de overstekende dieren worden doodgereden; bij 60 voertuigen per uur zijn het er al 75%. Hoe het ook zijn: het aantal verkeersslachtoffers tijdens de jaarlijkse amfibieëntrek ligt erg hoog.
Daarom worden in heel Vlaanderen paddenoverzetacties georganiseerd. Langs de trekroutes worden schermen geplaatst die de amfibieën naar ingegraven emmers leiden. Vrijwilligers controleren die ‘paddenvallen’ dagelijks en zetten alle amfibieën veilig over naar de andere kant van de straat. Jaarlijks worden op die manier meer dan 150.000 amfibieën veilig naar de andere kant van de weg geholpen.
Doorgaans bouwt de paddentrek langzaam op met een trage start midden tot eind februari om te pieken in de eerste of tweede week van maart. Hoe de trek verloopt, wordt vooral bepaald door weersomstandigheden. Wanneer het bij schemerduister min. 8 °C is en het miezert of regent, is de kans op (veel) trek het grootst. Bij koude en droge nachten, zal de trek aanzienlijk minder zijn. Amfibieën zijn vooral schemerdieren. De trek vat aan rond 19:00 en stopt doorgaans rond middernacht.
Natuurpunt roept automobilisten op om aandacht te hebben voor de paddentrek en hun snelheid te minderen tot 30 km/u op de aangegeven plaatsen. Reden: bij lagere snelheden kunnen bestuurders overtrekkende padden nog tijdig opmerken en ontwijken. Minstens even belangrijk: bij snelheden hoger dan 30 km sneuvelen ook veel amfibieën door het 'aanzuigeffect' van het voorbijrazende verkeer.
Wil je meer weten over paddenoverzetacties, waar die worden georganiseerd, hoeveel amfibieën worden overgezet, hoe ook jij aan zo’n overzetactie kan deelnemen, hoe je de verschillende soorten kan herkennen, … neem dan zeker eens een kijkje op www.hylawerkgroep.be/paddenoverzet

11: Een leerkracht wil in de klas kikkerdril in een aquarium laten ontwikkelen tot dikkopjes. De dikkopjes zullen later opnieuw worden teruggeplaatst in de poel waar ze vandaan kwamen. Zijn er vergunningen vereist om deze handelingen uit te voeren?

De wettelijke bepalingen inzake soortenbescherming zijn te vinden in het Soortenbesluit van 15 mei 2009. In het Soortenbesluit wordt bepaald welke soorten dieren en planten beschermd zijn in het Vlaamse Gewest (artikel 9), en welke wettelijke gevolgen verbonden zijn aan die beschermde status (artikel 10-18). Bijlage 1 lijst de soorten op waarop de beschermingsbepalingen van dit Besluit van toepassing zijn. In deze bijlage staan o.a. alle inheemse reptielen en amfibieën opgelijst. Artikel 10 vermeldt aan aantal verbodsbepalingen ten aanzien van specimens of eieren van beschermde soorten. Hierbij wordt aangegeven dat het verboden is de eieren van beschermde diersoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of te verzamelen. Het verzamelen van kikkerdril van Bruine kikker of eisnoeren van Gewone pad valt onder deze verbodsbepalingen. Artikel 19 stelt dat het Agentschap voor Natuur en Bos, op basis van een aanvraag, specifieke handelingen kan toestaan die afwijken van de verbodsbepalingen. , vermeld in onderafdeling 1 tot en met 5, onder de voorwaarden, vermeld in deze onderafdeling. Zo kunnen met betrekking tot de beschermde soorten specifieke afwijkingen worden verleend o.a. voor doeleinden in verband met onderzoek of onderwijs, repopulatie of herintroductie, alsook voor de daartoe benodigde kweek. Een dergelijke afwijking op het Soortenbesluit kan worden aangevraagd door het invoeren van dit aanvraagformulier.

12: Ik vind in mijn kelder padden of salamanders, wat doe ik met deze dieren?

Het best is om deze tijdens de winter te laten zitten, deze dieren hebben uw kelder waarschijnlijk uitgekozen om te overwinteren. In de zomer kan je ze het best in de tuin los laten onder een stapel bladeren.


Voor alle info of folders: info@hylawerkgroep.be - Cookies beleid Hylawerkgroep.be

Laatste aanpassing: 13-07-2023 18:32:37