Nagenoeg alle ‘commerciële’ waterschildpadden worden in Europa als babyschildpadjes ingevoerd en verkocht in diverse dierenspeciaalzaken en tuincentra. Met jaarlijks tienduizenden worden ze al jarenlang geïmporteerd; aanvankelijk vooral Roodwangschildpadden maar sedert de EG Verordening 338/97 sinds 22 december 1997 de import van Roodwangschildpadden verbood, exporteerden de ‘Turtle Farms’ in de Verenigde Staten de andere taxa. Deze babyschildpadjes zijn enorm in trek bij kinderen en worden in een huiskameraquarium gehuisvest. Velen gaan dood, anderen worden groot en vragen te veel verzorging om uiteindelijk te worden gedumpt in vijvers van stadsparken, visvijvers, rivieren en andere waterpartijen (Jooris et al., 1998).
Het importverbod van Roodwangschildpadden kwam er vooral op vraag van enkele Zuid-Europese landen die vreesden voor voedselconcurrentie met en overdracht van parasieten naar inheemse soorten zoals de Europese Moerasschildpad (Emys orbicularis) en de Beekschildpad (Mauremys caspica en M. leprosa). Sedert 2003 werd ook de import van de Sierschildpad (Chrysemys picta) aan banden gelegd (EG Verordening 1497/2003).
In meer zuidelijke gebieden van Europa (Middellandse Zeegebied) kunnen Noord-Amerikaanse waterschildpadden zich voortplanten en als pestsoort ontwikkelen. Gelukkig is dat niet het geval in het Atlantisch klimaat van West-Europa. In het ISEIA-protocol (ISEIA guidelines, Harmonia information system, version 2.5; ISEIA staat voor ‘Invasive Species Environmental Impact Assessement’) worden ze terecht niet vermeld als invasief of pestsoort. Voornaamste reden zal wellicht zijn omdat ze zich in ons te koud en onstabiel klimaat niet kunnen voortplanten. In hun land van herkomst leven de meeste soorten in een warm gematigd relatief vochtig klimaat met hete zomers waarin de juli-isothermen in het noorden en het zuiden van hun verspreidingsgebied schommelen tussen de 25,2° C en 28,1° C en de januari –isothermen respectievelijk tussen – 3.9° C en 12,4°C. In Brussel daarentegen variëren de juli-isothermen over een zelfde periode van 30 jaar tussen de 2.2° C en 17.5° C (Müller, 1996). In het noorden van hun areaal zijn de winters bovendien meestal sneeuwrijk, wat een isolerend effect heeft op overwinterende dieren, zowel op het land als in het water. Een groot verschil dus tussen het continentale vrij warme klimaat van het oosten en zuidoosten van de Verenigde Staten enerzijds en het Atlantisch klimaat van West-Europa anderzijds!
Tot op heden is er bij ons geen enkel bewijs van een geslaagde voortplanting in West-Europa. De schildpadden leggen wel eieren (fig. 1) maar deze zijn doorgaans onbevrucht (Herder, 2007; Hofstra, 2007; pers. onderzoek). Bovendien moeten we rekening houden met de geslachtsbepaling bij deze dieren. Bij de meeste reptielen wordt het geslacht bij de bevruchting genetisch gefixeerd. Bij schildpadden, krokodillen en enkele andere reptielengroepen is het geslacht echter afhankelijk van de incubatietemperatuur van de eieren. Bij lage temperaturen (< 27° C) worden bij veel soorten schildpadden mannetjes geproduceerd en bij hoge temperaturen (> 29° C) vrouwtjes (Pieau, 1996). Bij andere soorten daarentegen, zoals bijvoorbeeld bij de Bijtschildpad (Chelydra serpentina) worden bij hoge en lage temperaturen vrouwtjes geboren en bij temperaturen tussenin (26-28°C) mannetjes. (Köhler G. 2005). Bovendien hebben de meeste legsels van schildpadden in de regel ongeveer 3 maanden en een temperatuur van +/- 27°C nodig om zich te ontwikkelen. Het wordt al meteen duidelijk dat in ons klimaat verre van aan deze voorwaarden is voldaan.
Niettemin is het jammer dat het importverbod voorlopig enkel beperkt blijft tot de Roodwangschildpad en de Sierschildpad want inmiddels zien we de andere eerder vermelde soorten in onze watersystemen en lijkt de Roodwangschildpad op de terugweg. Inmiddels verschijnen in kranten onregelmatig berichten over ‘gevaarlijke vleesetende schildpadden’ die een gevaar betekenen voor de mens. Dit is volgens ons geen ernstige journalistiek. Feit is dat al die schildpadden hier in suboptimale omstandigheden hun verdere leven moeten slijten en alleen al omwille van het dierenwelzijn, moet er werk gemaakt te worden van een totaal importverbod of dienen er op zijn minst quota ingesteld te worden waardoor de dieren niet meer aan dumping prijzen aan jan en alleman kunnen verkocht worden.
Het staat vast dat de impact van deze schildpadden op de inheemse fauna meer dan waarschijnlijk minimaal is. Ook onze noorderburen delen die mening (Tilmans & Jansen, 2001). Wat hun voedsel betreft zijn het eerder opportunisten met een vrij breed voedselspectrum. Jonge schildpadjes eten bij voorkeur dierlijk materiaal, als ze ouder worden omvat hun menu zowel plantaardig als dierlijk materiaal (Ernst & Barbour, 1990). Er is geen voedselconcurrentie met andere waterschildpadden aangezien de Europese soorten ontbreken. In het relatief koude klimaat van West-Europa is de periode van voedselpredatie vrij kort. Dat ze jonge eendjes of zelfs volwassen vogels zouden verzuipen en opvreten lijkt sterk overdreven. Wel kunnen ze een zekere (beperkte) invloed uitoefenen op de kwaliteit van het aquatisch systeem door vraat van waterplanten. Ze bevolken echter vooral antropogene waterpartijen zoals stads- en fortwallen, kanalen, visvijvers, enz. die vaak van beperkte ecologische waarde zijn. Het wegvangen is naar ons inziens duidelijk minder zinvol dan het probleem bij de bron aan te pakken door middel van een importverbod.
Literatuur.
Carr, A., 1952. Handbook of Turtles. The Turtles of the United States, Canada, ans Baja California. Cornell University Press.
Ernst C.H. & Barbour R.W.,1989. Turtles of the World; Smithsonian Institution.
Herder , J., 2007. Eerste eilegsels van roodwangschildpadden in Nederland. RAVON 26, 9(2): 23-24.
Hofstra, J. 2007. Plant de Roodwangschildpad zich werkelijk zo gemakkelijk voort in ons land? RAVON, 27: 41.
Jooris, R., Hellemens B. & Dossche G., 1998.Over het voorkomen van de Roodwangschildpad (Trachemys scripta Schoepf, 1792) in Vlaanderen. De Wielewaal64,3: 81-85.
Köhler, G. 2005. Incubation of Reptile Eggs. Krieger Publishing Company.
Müller, M.J., 1996. Handbuch ausgewählter Klimastationen der Erde, 5 Heft. Forschungsstelle Bodenerodion Mertensdorf (Ruwertal).
Pieau, C., 1977. Le Point sur le déterménisme du sexe en function de la température chez les reptiles. Bull; Soc. Herp. Fr., 77(1996): 11-21.
Tilmans R.A.M., & Jansen S.,2001. De Roodwangschildpad in Limburg. Verspreiding en mogelijke bedreigingen voor de inheemse herpetofauna. Natuurhistorisch Laandblad, 90: 128-133.
Laatste aanpassing: 21-02-2014 19:36:13